Aan mijn tafel schuiven mooie mensen. Stuk voor stuk raken ze me. Het zijn mensen die het goede voor hebben met anderen. Die oprecht hun best doen op een goede manier in het leven te staan.
Mensen die hard werken. Hard voor een ander zorgen. Vanuit hun hart.
Ze hebben iets gemeen. Hun leven is lastig geworden. Een opeenstapeling van gebeurtenissen of factoren doen sluipend of plots een aanslag op hun leven. De balans slaat naar de één kant door, naar beneden, en lijkt niet meer terug te komen.
Het leven wordt grauwer. Negatiever. Vlakker.
Het energiepeil daalt. De zon en de zin verdwijnt. Het leven versteent. Hoe komen ze hier nu uit?
Hoe doorbreek je die negatieve spiraal? Hoe krijg je weer grip op je leven?
Hoe kom je weer in de spiraal naar boven terecht?
Ik luister naar hun verhalen. Mooi en schrijnend tegelijkertijd. Het plaatje van hun leven vormt zich voor me.
Ik zie welke stukjes ontbreken.
Welke stukjes saboteren. En aan welke stukjes ze voorbij gaan. Meestal stukjes van zichzelf. Niet opgemerkt. Niet gewaardeerd. Of uit het oog verloren.
Een kriebel ontspringt.
Ik wil ze uit het gesteente van hun leven hakken.
Ze weer tevoorschijn laten komen. Zoals ze bedoeld zijn.
Ik wil samen met hen beitelen. Schuren. Polijsten. Terwijl God ze nieuw leven inblaast. En ze op adem komen. Rustig aan kunnen ze weer met vreugde en glans in het leven staan.
Het gevoel van waardig mens zijn is herschapen.
Ze kunnen weer zorgen voor de ander. De schepping. En voor zichzelf. Ze zijn terug in balans. Nu met houvast. Richting. En mooier dan ooit.