Wanneer autisme een ding is,
staat het altijd in de weg.
Wanneer autisme een ding is,
heb je het steeds mee te sjouwen.
Wanneer autisme een ding is,
kun je het níet niet zien.
Ga je erin geloven,
vertroebelt het je blik.
Wanneer autisme een ding is,
kun je je erachter verschuilen.
Een muur tussen jou en hen.
En andersom.
Wanneer autisme een ding is,
móet je er iets mee.
Oppoetsen, wegpoetsen
of camoufleren.
Wanneer autisme een ding is,
stoort het je mens zijn.
Denkt men.
Wordt het gemedicaliseerd.
Daarom héb ik het maar niet,
en bèn ik het gewoon.
Autistisch.
Dan is het niet meer zo belangrijk.
Slechts een variatie in de soort.
Hoeft het niet op- of weggepoetst,
maar gefaciliteerd.
Dan is het gezien.
Begrepen.
En benut.
In de breedste zin van het woord.
Tot expressie gekomen.
Opgewaardeerd.
Want variatie maakt de soort sterker.